Kinderen en angst
Ziet u het voor zich? Marcella van drie weet als ze bij de speeltuin aankomt hoe gauw ze zich uit de voeten zal maken. Ze rent rechtstreeks naar de hoge glijbaan en is al halverwege de trap als haar moeder daar ook aan komt hijgen. Peter van vier, blijft eerst een tijdje bij zijn vader staan en kijkt wat rond. Zijn vader stelt voor op het klimrek te gaan, maar Peter blijft dicht bij zijn vader en kijkt wat onwennig rond. Na wat aanmoedigingen van zijn vader klimt hij op de wipeend. “Jij moet mee” zegt hij, terwijl hij zijn vader aan de hand meetrekt. Hij houdt zich goed vast. Na een tijdje lijkt hij te ontspannen. “Kijk eens hoe hard ik ga!”, roept hij trots.
Angst
Alle mensen kennen angst. De één is bang voor het donker, de ander voor spinnen. De één heeft hoogtevrees, de ander kan er niet tegen in een kleine ruimte te zijn.
In de grond hebben alle angsten hebben te maken met de zorg om de persoonlijke veiligheid, van jezelf of van een ander.
We hebben niet voor niets het vermogen meegekregen bang te zijn. Angst heeft nut; het zet ons er toe aan om ons zo te gedragen dat we heel blijven. We blijven in de buurt van onze ouders als we heel klein zijn, we kijken uit vóór we de straat oversteken, we doen de deur ’s nachts op slot.
Te grote angst
Angst kan iemand ook in de weg zitten. Overmatige angst kan de gezonde ontwikkeling en het dagelijkse welzijn van een kind hinderen. Regelmatig komen ouders met vragen hierover bij het Opvoedbureau. “Mijn kind is doodsbang van de huisarts. Door haar gegil en gespartel lukt het de arts niet eens om in haar oren te kijken.” “Onze zoon heeft volgende week een spreekbeurt. Hij klaagt over buikpijn, eet slecht en hij is de laatste dagen heel gauw boos.” “Mijn kind durft niet bij anderen te logeren.”
Marcella’s en Peters
Het ene kind voelt en gedraagt zich angstiger dan het andere. Hoe komt dat?
Waarvoor een kind bang is en hoe in welke mate en hoe hij dat laat zien, heeft in de eerste plaats te maken met zijn temperament en aanleg. Onder temperament verstaan we het biologisch bepaalde deel van je karakter. Je wordt er mee geboren. Het ene kind is van nature veel terughoudender, de andere stapt van nature overal in.
Daarnaast speelt de leeftijd van het kind een rol. Elke ontwikkelingsfase kent zijn eigen angsten. Typisch is bij voorbeeld: de angst voor vreemden rond de zevende levensmaand, de verlatingsangst van de dreumes, de spoken onder het bed van de driejarige, de angst om dood te gaan bij het basisschoolkind en de angst om niet te kunnen voldoen aan de eisen die school stelt, en tenslotte de angst er niet bij te horen van de puber.
Een kind maakt vanaf dag één in zijn leven (al in de buik trouwens) van alles mee. Die ervaringen vormen het kind. Als je als baby een keer misselijk bent geworden na het eten van een banaan, zul je lange tijd een afkeer hebben van banaan. Als je je aan de radiator hebt gebrand, blijf je er vandaan. Veel ingrijpender is hoe papa en mama met je omgaan. We spreken dan over veilige en onveilige hechting. Leer je dat de mensen er om je heen voor je zijn, kun je op ze rekenen, of moet je op je hoede zijn of het zelf maar oplossen?
Uit onderzoek bij kinderen die te maken hebben gehad met kindermishandeling is gebleken dat zelfs het hormonale systeem in het lichaam van het kind verandert onder invloed van diens ervaringen.
Van belang, tenslotte, is de wijze waarop je leert omgaan met angst door de voorbeelden van anderen en wat ze je voor aanwijzingen geven. Zegt mama dat je je niet moet aanstellen, dat honden niks doen, zegt papa dat je niet onder de douche hoeft als je dat niet durft, zegt mama de tandarts, met wie zijzelf (!) een afspraak heeft, af met een smoes of….
Leren omgaan met angst
Vragen en dilemma’s die voor veel ouders wellicht herkenbaar zijn: spoken onder het bed wegjagen of zeggen dat ze niet bestaan? Kind dat opziet tegen een feestje thuishouden of toch naar het feest brengen? Weggaan of nog even blijven bij het wegbrengen ’s morgens in groep1? Hoe ga je om met je kind dat opziet tegen een spreekbeurt? Of die overstuur is omdat hij denkt het proefwerk van morgen onvoldoende te kennen (en als hij dat altijd denkt, en dan een prachtig cijfer haalt)? Of als je ziet dat je kind bang is, maar hij verbergt dat achter stoer gedrag?
Een paar overwegingen die we u willen meegeven:
• Net als elk ander gevoel is angst is niet iets om weg te duwen, te ontkennen of af te keuren. Angst is iets om te (h)erkennen en mee om te gaan. Het kan voor een kind fijn zijn als papa of mama de angst verwoordt: “Jij ziet tegen de spreekbeurt op hè” “Jij vindt die eend maar eng hè?” Pas als je een gevoel erkent, kun je er mee leren omgaan.
• Gevoelens van angst of veiligheid en weerbaarheid zijn niet af te dwingen, ze zijn wel te beïnvloeden. Door over dingen die angst aanjagen te praten, een verhaal te lezen over andere kinderen die een beetje op jou lijken en vooral ook door positieve ervaringen op te doen in het omgaan met het angstaanjagende.
• Denken en voelen beïnvloeden elkaar voortdurend. Goede informatie die je kind snapt, kan enorm helpen. Je kind hoort bij voorbeeld:’s nachts enge geluiden; ga samen na waar die geluiden vandaan komen. Je kind is bang bij een vriendje te gaan spelen. Vertel hem waar jij bent en hoe laat je hem komt halen. Er is een kind uit de buurt gestorven, uw kind is bang dat hij zomaar dood kan gaan; vertel hem over ziekte en gezondheid.
• Een angstig kind zal de moeilijke situatie proberen te vermijden. Op de dag van de spreekbeurt is hij ziek. Vermijden geeft even opluchting, maar helpt op den duur niet. Het zal de angst eerder bestendigen. De drempel wordt steeds hoger. Door als ouder zonder meer mee te gaan als je kind iets probeert te ontlopen, geef je als het ware ook de bevestiging dat iets eng is.
• Anderzijds werkt het meestal ook niet je kind te dwingen zich niks van zijn angst aan te trekken en hem b.v. huilend en wel langs de enge hond te laten lopen. Hij wordt niet gekend in zijn gevoel, hij is alleen, en het kan zijn gevoel dat hij bij u veilig is beschadigen. De vraag is of hij op deze manier leert dat je veilig langs een hond kan lopen.
• De best mogelijke houding is die van begrip, voorbereiden van situaties en stap voor stap begeleiden in het omgaan met het moeilijke.
Een paar voorbeelden van vragen uit onze eigen praktijk:
• Een kind van drie dat niet onder de douche durft. Ouders hadden geen idee waarom. Het irriteerde ze. Aanvankelijk kozen de ouders voor een prima alternatief voor douchen: gewoon wassen met een washandje aan de wastafel. Stapsgewijs leerden ze het meisje omgaan met de douche: de pop douchen, de douchekop zelf vasthouden en alleen de eigen voetjes en handjes natmaken, onder de douche terwijl papa tot vijf telt – van tevoren afgesproken. Zo kon dit kind zelf het gevoel van controle behouden en leerde ze langzaam maar zeker zich onder de douche te wassen.
• Bang voor de dokter. Een kleuter gilde moord en brand als het naar de huisarts moest. Door het samen lezen van een boekje over naar de dokter gaan en daar over praten met zijn moeder kon hij het eerstvolgende bezoek bij de dokter goed aan. De dokter zelf hielp goed mee door hem vriendelijk en rustig aan te spreken en hem precies te vertellen wat hij ging doen.
• Een basisschoolkind dat niet durft af te spreken bij een ander kind thuis. Het meisje volhardde in haar weigering ook eens bij een ander te spelen, ook al was de keuze óf bij het andere kind thuis óf niet afspreken. Dat schoot dus niet op. Haar moeder maakte het voor haar doenlijk door even mee te gaan naar het andere gezin, na enige tijd te vertrekken en precies af te spreken wanneer ze het meisje weer zou komen halen. Het grappige was, u raadt het al, dat het al gauw zo was dat ze het meisje bijna niet meer mee naar huis kreeg. En de speeltijd steeds groter kon worden. De plezierige ervaring had het onplezierige, beangstigende beeld van bij-een-ander-spelen overgenomen. Zo kon dit meisje weer verder groeien.
Wilt u graag een persoonlijk gesprek over dit onderwerp? U bent welkom op het Opvoedbureau! Lees verder op de volgende bladzijde.
Wat doet het Opvoedbureau voor wie?
Het Opvoedbureau is er voor ouders en professionals die vragen of zorgen hebben op het gebied van opvoeden, ontwikkeling of ouderschap.
Het Opvoedbureau heeft geen wachtlijst, is gratis, en maakt geen dossier. Een gesprek duurt ongeveer een uur. Kinderen komen niet mee. Maximaal kunnen zes gesprekken plaatsvinden. Zo nodig helpen wij de ouder bij het vinden van andere ondersteuning of hulp.
Waar kunt u terecht?
U kunt voor een afspraak bellen naar 071-5161318, het algemene telefoonnummer van de jeugdgezondheidszorg van ActiVite.
Het spreekuur in het gezondheidscentrum is op dinsdagochtend. Als dat geen handige ochtend voor u is, kunt u uitwijken naar een andere locatie op een ander tijdstip.
Internet
Ook kunt u naar ons mailen. Geef in uw mailtje aan of u wilt worden teruggebeld voor een persoonlijke afspraak of dat u per mail wilt praten. Geef in beide gevallen aan waar u woont (woonplaats en wijk), dan kan de juiste pedagogisch adviseur reageren.
Opvoedbureau@activite.nl